
De afgelopen jaren is er veel te doen geweest over het nieuwe probleem van de informatiemaatschappij: ‘information overload’. Met duizenden tweets per seconde en 24 uur nieuwe video per minuut op YouTube staat één ding vast: het is onmogelijk alles wat gepost wordt te lezen en te bekijken. Maar wat is relevant voor jou? Wat mag je niet missen?
Het sociale web vraagt dagelijks steeds meer tijd van ons; leidt het allemaal niet té veel af? Of is het juist een hele krachtige aanvulling op onze beperkte mogelijkheid real-time contact te onderhouden met alle vrienden en professionals waar we een relatie mee onderhouden?
Nick Bilton, auteur van ‘I Live in the Future & Here’s How It Works’ stelt dat juist onze sociale netwerken, hij noemt dat ons ‘Anchor Network’, ons behoeden voor information overload.
Curatie door je ‘Anchor Network’
Nick Bilton startte zijn carrière bij het R&D lab van de New York Times en werkt als docent aan de New York University. Zijn werk richt zich op het onderzoeken van de ontwikkeling van mediaconsumptie. Voor de New York Times is de belangrijkste vraag hoe de lezer van de krant behouden kan blijven als betalende klant van een nieuwsproduct in één of andere vorm. Daartoe verdiepte Bilton zich in de toegevoegde waarde die consumenten zoeken. Dat is niet langer (alleen) de inhoud of de kwaliteit daarvan maar eerder de relevantie.

Het woord dat Bilton gebruikt voor de selectie van relevante en kwalitatief goede informatie is ‘curatie’. Dit woord wordt onder andere gebruikt in de museumwereld voor de samenstelling van een collectie objecten die qua samenhang en kwaliteit bijzonder zijn. Hij stelt ook vast dat die curatiefunctie eigenlijk al ingevuld is door ons netwerk van vrienden en collega professionals. Op sociale netwerken als Facebook en Twitter, maar ook in je blogroll heb je vrienden, experts en interessante bloggers geselecteerd die je relevant acht voor jouw interesses. Zij vormen op die manier een filter voor jou, ze cureren de inhoud die ze zelf tegenkomen en delen alleen dat wat ze relevant en waardevol achten. Kortom, ze filteren de informatie die ze waardig genoeg vinden voor jouw aandacht. Bilton schrijft dat sinds hij zich dat realiseerde hij niet langer bezorgd is dat hij belangrijke informatie mist. Hij weet dat zijn zorgvuldig samengestelde ‘Anchor Network’ er altijd voor zorgt dat belangrijk nieuws hem bereikt.
Wiens curator ben jij?
De elegantie van de door Bilton geschetste constructie is dat de stortvloed aan informatie die we gezamenlijk voor elkaar produceren op eenzelfde manier wordt beteugeld: gezamenlijk. Deze post bijvoorbeeld beoogt jou als lezer een in mijn ogen interessant idee voor te houden. Je hoort of leest wel eens vaker wat, maar dit concept spreekt me echt aan. Ik ben daardoor ook anders naar mijn sociale netwerken gaan kijken en geef ze steeds meer vorm als mijn persoonlijke filter. Welke twitteraars bieden mij interessante inzichten of verwijzen er naar? Welke blogs bevatten regelmatig interessante posts? Met nieuwe follows en unfollows, toevoegingen of deletes in je RSS feeds geef je jouw curatieteam vorm. En zij doen dat op hun beurt wellicht met behulp van jouw tweets of posts.
De leraar als anker voor de leerling
Ik vraag me af of Biltons suggestie ook bruikbaar is in de onderwijs situatie. Informatie is er in overvloed, op slechts één ‘Google search afstand’. De vraag is vooral: wat daarvan is waardevol, relevant (in jouw onderwijs) of zelfs correct? Is een leraar in deze tijd eigenlijk ook niet vooral een curator? In eerste instantie door leerlingen te wijzen op relevante te bestuderen bronnen. Maar voorbij die curatie ook vooral om de leerling te leren zelf het onderscheid te maken tussen relevante informatie en loze bladvulling. Ik denk dat het de leraar opnieuw in zijn kracht zou kunnen zetten. Leerlingen zijn misschien heel vaardig en snel met het toetsenbord en elk device dat er één bevat, al dan niet virtueel. Maar de vaardigheid uit alle gevonden data de informatie te selecteren die ertoe doet, dat vraagt training en is in onze kenniseconomie één van de meest waardevolle competenties.
Hoe zit het met u? Heeft u al een ‘Anchor Network’ waarop u kunt vertrouwen? Ziet u relevantie voor het concept in het onderwijs? Ik ben erg benieuwd naar uw inzichten en lees ze graag in de reacties onder dit bericht.
Mike (Februari/2012)
[N.B. Deze post is ook gepubliceerd op de innovatieblog van Kennisnet, waar ik werkzaam ben als Manager van de afdeling Innovatie.]
Een boek over informatie van een gerenommeerd schrijver, journalist en biograaf die zich bezighoudt met de culturele impact van wetenschap en technologie. Niet je standaard vakantielectuur (dan lees ik nog wel eens iets langer dan 2 A4) maar het sprak me toch wel aan. Het gaat tenslotte om de grondstof van ons tijdperk. Het bleek inderdaad een pittig boek met een zeer uitputtend overzicht van de geschiedenis van informatie, van haar conceptie tot de vermeende overload van onze tijd.

Met het zelfgekozen motto ‘Don’t be Evil’ wil Google zich bewust blijven van haar verantwoordelijkheid om met de ongekende hoeveelheden (persoonlijke) informatie die tot haar beschikking staan verantwoord om te gaan. Niet iedereen is de mening toegedaan dit hen dit altijd lukt…
Eén van de meest memorabele MoMo’s waar ik aanwezig kon zijn was #15 over ‘Internet of Things and Beyond’. Vaak begint men bij dit onderwerp direct over ijskasten met Internet verbindingen die zelf verse melk bestellen. MoMo meetups kenmerkten zich echter steevast door veel meer verdieping te zoeken.
Adam Greenfield, voormalig design directeur bij Nokia en nu gerespecteerd auteur (lees Everyware) en spreker over Urban Landscapes, hield een evenzo boeiend verhaal over de publieke ruimte die een ‘networked city’ wordt met objecten die kunnen waarnemen (met diverse sensoren) en handelen op basis van die waarneming. In hoeverre hebben wij nog controle over de informatie die wordt verzameld en wie dat waarvoor gebruikt, bewaart en inzet voor doelen die initieel nooit zijn aangegeven laat staan geaccordeerd door burgers? Een goed onderbouwd pleidooi voor transparantie en openheid om een leefbare publieke ruimte te behouden.
Tablets zijn (eindelijk) gearriveerd. De iPad toont aan dat er een plek is tussen smartphones en laptops. Als fervent gebruiker van (alle pogingen tot) tablets de afgelopen 10 jaar heb ik wel een beeld van de factoren die succes bepalen voor dit type apparaat. Na 3 Apple Newtons (2 x zo dik als huidige laptops) en diverse Tablet PC’s met Windows XP tot 7 biedt mijn iPad2 eindelijk de toegevoegde waarde die ik zocht. Een trefzekere touch-interface, een goed handzaam scherm, een batterij die makkelijk een hele dag meegaat, laag gewicht, een eenvoudig stabiel OS, connectiviteit naar de cloud en mijn gegevens, steeds meer sensoren, etc. Door deze eigenschappen verovert de tablet een plek op tijden/plaatsen waar laptops onhandig groot en smartphones onhandig klein zijn.
De iPad is niet de eerste tablet poging van Apple. Steve Jobs keerde terug bij Apple in 1997, nadat hij in 1985 werd weggepromoveerd bij het Macintosh project en Apple teleurgesteld verliet. Ironisch genoeg was de Apple Newton (een tablet/PDA avant la lettre) het eerste product dat hij schrapte toen hij het roer weer overnam. Apple heeft (lang) gewacht voordat men vond dat de technologie en de kosten daarvan rijp waren voor een succesvolle introductie van een tablet. Veel achtergrond informatie over de Apple strategie is te vinden in een onderhoudend boek van
Voor de iPad is 


